Wees een heer in het verkeer


Algemeen beginsel

Een schip dat voorrang moet verlenen moet tijdig koers of snelheid wijzigen en vermijden voor het andere schip langs te lopen. 

Het schip dat voorrang moet krijgen behoudt koers en snelheid. Alleen als blijkt dat het schip dat voorrang moet verlenen zo dichtbij komt dat aanvaring dreigt, moet ook het schip dat voorrang krijgt maatregelen nemen om aanvaring te voorkomen.

Over het algemeen geldt op alle binnenwateren dat kleine schepen zoveel mogelijk aan de stuurboordwal moeten varen. Let op: uitzondering hierop zijn: Waal, Boven-Rijn, Geldersche Ijssel, Nerder-Rijn en Pannerdensch Kanaal, Maas en Lek.


Begrippen bij voorrang verlenen

Koersen

Kruisende koers: als het andere schip nadert vanuit de sector van een van de boordlichten is er sprake van kruisende koersen. In het voorbeeld varen de beide schepen y kruisende koersen ten opzichte van schip x.

Tegengestelde koers: als twee schepen elkaar naderen op koersen die recht of vrijwel recht aan elkaar tegengesteld zijn. In het voorbeeld varen de schepen z en x tegengestelde koersen.

Oplopen: het naderen van een ander schip vanuit de sector van het heklicht. In het voorbeeld is schip a schip x aan het oplopen (als hij sneller vaart). 

Vertrekkend schip: een schip dat gaat varen nadat het heeft stilgelegen of was vastgevaren.

Opvarend schip: een schip dat vaart in de richting van de bronnen van de rivier.

Afvarend schip: een schip dat vaart vanaf de richting van de bronnen van de rivier.


Hoofdregels voorrang

De volgende regels zijn opgesteld in volgorde van prioriteit. Regel 1 is belangrijker dan regel 2, en die is weer belangrijker dan regel 3. Je zult dus steeds een afweging moeten maken. 

Hoofdregel 1: Gestrekte koers Stuurboord gaat ALTIJD voor.


gestrekte koers SB voorrang


Het schip dat consequent de SB-zijde van het vaarwater of betonde vaargeul volgt (rechts vaart) heeft voorrang op alle andere kleine en grote schepen. Het kleine schip x vaart gestrekte koers SB en heeft voorrang op het grote schip y. 

Tip: Op het examen moet je dat antwoorden. In de praktijk is het in het kader van 'goed zeemanschap' verstandiger dat het kleine schip het grote schip voorrang geeft. 


Hoofdregel 2: Groot gaat voor klein.

groot gaat voor klein

'Grote schepen' zijn schepen die langer zijn dan 20 meter. Ook een sleepboot, duwboot, veerpont, passagiersschip en vissersboot worden gezien als 'grote schepen' - ook als ze korter dan 20 meter zijn. 


Hoofdregel 3: Hoofdvaarwater gaat voor nevenvaarwater

hoofdvaarwater _ nevenvaarwater

Een schip dient bij het invaren van een hoofdvaarwater altijd te kijken of dit veilig kan geschieden. 

Het hoofdvaarwater wordt aangeduid met het bord B9.

B9B9b De B9-borden


Kleine boten onderling

voorrang kleine boten onderling

Motorboot verleent voorrang aan spierkracht (roeiboot, kano) en zeilboot.

Spierkracht verleent voorrang aan zeilboot.


Zeiltermen bij voorrang

Loef lij zijden

Loefzijde: de kant van het schip waar de wind op staat.

Lijzijde: de kant van het schip waar de wind vanaf blaast.

Voor de wind zeilen: de wind komt recht van achteren. 

Bezeilde koersen

Het bezeild hebben: de gewenste koers ligt zodanig ten opzichte van de wind dat het traject zonder kruisen kan worden afgelegd. 

Niet bezeilde sector

Niet bezeilde sector

Een zeilboot kan nooit pal tegen de wind in varen. Hij kan maximaal 45 graden aan de wind varen. De 'niet bezeilde sector' is dan ook 2 x 45 graden = 90 graden. 

Kruisen

Als een zeilboot toch een traject tegen de wind in wil varen, moet hij kruisen (laveren). Hij vaart dan zigzaggend afwisselend met het grootzeil over SB en BB. 

Over SB of BB varen

Een zeilboot vaart over SB als het grootzeil aan de SB-zijde van het schip staat. De stand van de fok is daarbij niet van belang. 

Als het grootzeil aan de BB-zijde staat vaart het schip over BB. De stand van de fok is daarbij niet van belang.



Voorrangsregels zeilboten onderling

'Stuur wijkt voor bak': een zeilboot die over SB vaart verleent voorrang aan een zeilboot die over BB vaart. 




SB zeil verleent voorrang aan BB-zeil


'Loef wijkt voor lij': a ls beide zeilboten het zeil aan dezelfde kant hebben, verleent het loefwaartse schip voorrang aan het lijwaartse schip. 


loef verleent voorrang aan lij


Wat is het loefwaartse schip? Het loefwaartse schip is het schip dat je het eerste tegenkomt als je vanuit de windvector (pijl die de windrichting aangeeft) naar de beide schepen gaat.


Snelle schepen

draagvleugel

Snelle schepen, bijvoorbeeld een draagvleugelboot, moeten alle andere schepen voorrang verlenen.


Motorschepen onderling

kruisende koersen motorschepen

Bij kruisende koersen van motorschepen geldt: rechts gaat voor.

Dit geldt voor gelijkwaardige motorschepen, dus twee kleine motorboten onderling en bij twee grote motorboten onderling.


Groot motorschip kruist groot zeilschip

grote schepen onderling

Bij grote schepen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen grote zeilschepen en grote motorschepen. Ook dan geldt: rechts gaat voor.



Oplopen

oplopen

Het oplopende schip mag alleen oplopen (inhalen) als dit zonder gevaar kan. In beginsel geldt voor oplopen: doe het aan Bakboordzijde. Als er ruimte is, mag het oplopen ook aan Stuurboordzijde. Onthoud: de oploper moet altijd voorrang verlenen aan degene die opgelopen wordt. Indien nodig moet het opgelopen schip wel medewerking verlenen door bijvoorbeeld vaart te minderen als dit de veiligheid van de overige scheepvaart ten goede komt.


Voorbijlopen grote en kleine zeilschepen onderling

oplopen zeilboten onderling

De oploper passeert zo mogelijk aan loefzijde. In het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) is dat zelfs verplicht!


Bijzondere vaar- en voorrangsregels

Een veerpont mag bij het oversteken de medewerking verlangen van een groot schip. 

Een veerpont mag het vaarwater pas oversteken nadat hij zich ervan vergewist heeft dat dit zonder gevaar kan.

Een schip mag slechts keren nadat hij zich ervan vergewist heeft dat dit zonder gevaar kan. 

Een schip mag zijn ligplaats alleen verlaten als dit zonder gevaar kan. 

Een schip mag alleen ligplaats nemen wanneer de scheepvaart niet wordt belemmerd.

Een groot schip dat uit een haven of het nevenvaarwater komt mag de medewerking verlangen van een ander schip in het hoofdvaarwater. 

Een klein schip dat uit een haven of het nevenvaarwater komt mag de medewerking verlangen van een klein schip in het hoofdvaarwater. Een klein schip dat uit het nevenvaarwater of haven komt, moet voorrang verlenen aan een groot schip in het hoofdvaarwater.

Een schip mag slechts met een ander schip op gelijke hoogte varen, indien de beschikbare ruimte dit zonder hinder of gevaar voor de scheepvaart toelaat.

Een schip mag niet binnen een afstand van 50 meter van een ander schip, duwstel of gekoppeld samenstel varen, behalve bij voorbijlopen en bij voorbijvaren op tegengestelde koersen.


Wat is 'medewerking verlangen'?

Wanneer een schip bij het uitvoeren van een manoeuvre medewerking van een ander schip mag verlangen, moet het de eigen koers en snelheid zodanig regelen, dat andere schepen niet worden genoodzaakt hun koers of snelheid plotseling en in sterke mate te wijzigen.

Het andere schip moet voor zover mogelijk door koerswijziging of snelheidsverandering zodanig meewerken, dat deze manoeuvre veilig kan geschieden.

Let op: elk schip moet te allen tijde voorrang verlenen aan een bovenmaats zeeschip. (3 rode lichten, overdag zwarte cilinder).


Ter aanvulling kun je hieronder nog een korte video bekijken die deze les samenvat. Let op in de video worden de regels in een andere volgorde medegedeeld dan als in de tekst hierboven.